Hard - Easy Effect

Te makkelijk, of toch te moeilijk?

Het hard-easy effect, ofwel het moeilijk-gemakkelijk effect, laat ons zien dat we vaak onze kans om een taak te voltooien verkeerd inschatten, afhankelijk van hoe moeilijk die taak is. In wezen zijn we veel te vol zelfvertrouwen bij moeilijke taken en te onzeker bij makkelijke.

Waar komt dit effect voor?

Dit effect duikt op wanneer we moeten inschatten hoe succesvol we zullen zijn bij verschillende taken. Of je nu een stagiair moet opleiden om koffie te zetten of ze een ingewikkeld project moet laten doen, we hebben de neiging om te overschatten wat de stagiair kan bij de zware taken, en tegelijkertijd te onderschatten hoe goed ze de simpele klusjes aankunnen. Hierdoor ben je niet goed voorbereid op de zware uitdagingen en ga je je druk maken om de alledaagse taken. Het is net als denken dat je de marathon kunt rennen terwijl je elke week alleen maar de afstand bank-bureaustoel traint. Op olympisch niveau, maar toch.

Individuele effecten

Dit effect is niet alleen van toepassing op trivia-vragen; het beïnvloedt ook de manier waarop we onze besluitvorming aanpakken. Denk aan die stagiair die je als een soort genie behandelt bij de moeilijkere taken, maar als een kleuter bij de eenvoudige dingen. Wanneer we niet goed inschatten wat we kunnen, kunnen we verkeerde keuzes maken. Overmoed bij die ingewikkelde taken kan betekenen dat je helemaal geen voorbereiding treft, terwijl het twijfelen bij de simpele taken ervoor kan zorgen dat je kansen misloopt. En geloof me, de stagiair die niet gelooft dat hij de printer kan repareren, gaat echt niet de stap zetten om dat ding te fixen, laat staan koffie halen.

Systemische effecten

Op maatschappelijk en organisatorisch niveau heeft het hard-easy effect ook gevolgen. Denk aan een manager die denkt dat die risicovolle projecten een fluitje van een cent zijn, terwijl de rest van ons al in de schuilkelders zit met de vingers in de oren. Overmoed kan leiden tot mislukkingen met verstrekkende gevolgen, zoals de financiële ondergang van een bedrijf. En tegelijkertijd mis je belangrijke kansen, omdat je denkt dat die simpele stageopdracht wel te moeilijk is om te realiseren.

Waarom gebeurt dit?

Er zijn verschillende theorieën die het hard-easy effect verklaren. Het is te vergelijken met het Dunning-Kruger-effect: mensen zonder kennis hebben geen idee hoe weinig ze weten en zijn daardoor overmoedig. En hoe meer je weet over een onderwerp, hoe meer je gaat twijfelen aan je eigen capaciteiten bij de eenvoudige taken. We zijn als kinderen die met Lego spelen, maar dan zonder de gebruiksaanwijzing.

Waarom is het belangrijk?

Het hard-easy effect onderstreept hoe slecht we zijn in het inschatten van onze eigen capaciteiten. Het leidt tot minder goede beslissingen, omdat we onze mogelijkheden niet realistisch beoordelen. Te veel zelfvertrouwen bij die complexe opdrachten kan ons zelfs ervan weerhouden om hulp te zoeken, terwijl we bij makkelijke taken kansen mislopen.

Hoe het begon

Het hard-easy effect werd voor het eerst onderzocht door psychologen Sarah Lichtenstein en Baruch Fischhoff in 1977. (Bronvermelding hieronder). Zij voerden experimenten uit waarbij deelnemers hun kans op succes moesten inschatten bij verschillende taken. De resultaten waren onthullend: mensen zijn te vol zelfvertrouwen bij moeilijke taken en te onzeker bij makkelijke taken. Het lijkt wel of we in een permanente identiteitscrisis zitten als het om onze capaciteiten gaat.

Voorbeeld 1 - Het hard-easy effect bij stages

Lichtenstein en Fischhoff ontdekten dat dit effect niet alleen optreedt bij individuele vragen, maar ook bij complete tests. Deelnemers die een test met makkelijke vragen kregen, onderschatten hun prestaties, terwijl deelnemers aan een moeilijk examen juist overmoedig waren over hun resultaten (Lichtenstein & Fischhoff, 1977). Denk aan stagiairs die een presentatie moeten geven: ze zijn bang om te falen, terwijl ze het een stuk makkelijker kunnen maken door gewoon hun voorbereiding te volgen. Maar nee, ze zijn ervan overtuigd dat hun presentatie zo slecht is, dat ze hem liever helemaal niet geven.

Voorbeeld 2 - Intelligentie en het hard-easy effect

In een ander experiment vergeleken Lichtenstein en Fischhoff de prestaties van undergraduate- en graduate-studenten om te zien of intelligentie een rol speelde in het hard-easy effect. Hoewel graduate-studenten betere scores haalden, bleken ze niet beter te zijn in het inschatten van hun eigen prestaties (Lichtenstein & Fischhoff, 1977). Dit suggereert dat intelligentie op zich geen bescherming biedt tegen het hard-easy effect. Misschien moeten begeleiders dus beter naar hun eigen kwaliteiten kijken in plaats van te twijfelen aan de cappuccino-kwaliteiten van de stagiair.

Drie gouden tips

1. Doe moeilijk bij de selectie, makkelijk in de begeleiding

Laat de selectie pittig zijn, zodat stagiairs het New York New York gevoel krijgen: "Als het me hier lukt, lukt het overal!" Het hard-easy effect zorgt ervoor dat ze veel zelfvertrouwen krijgen van die lastige test. Daarna maak je de begeleiding makkelijk. Ze zullen daardoor eerder denken: "Dit gaat me goed af!" Bias doet de rest, ditmaal in jouw voordeel.

2. Geef uitdaging, maar met vangnet

Stagiairs overschatten hun vermogen bij moeilijke taken dankzij het hard-easy effect, dus geef ze die uitdaging maar! Maar zorg voor een vangnet in de vorm van begeleiding. Zo ervaren ze succes en groei, terwijl ze misschien een keer vallen, maar niet zodanig dat ze niet kunnen opstaan. Win-win.

3. Laat ze zelf de ladder opklimmen en kijk hoe hoog ze komen.

Geef ze uitdagende taken en laat ze zelf hun weg naar boven vinden. Het hard-easy effect zorgt ervoor dat ze denken: "Dat lukt me wel!" Maar vergeet niet, zoals bij tip 2, dat je een vangnet klaar hebt liggen. Zorg voor zachte matjes onder de ladder, zodat ze veilig vallen als het misgaat. Zo blijven ze vertrouwen houden én leren ze volop.

Bronnen

Lichtenstein, S., & Fischhoff, B. (1977). Do those who know more also know more about how much they know? Organizational Behavior and Human Performance, 20(2), 159-183. https://doi.org/10.1016/0030-5073(77)90001-0