Ritze Smidse

Van Gilde naar ROC: Een Verhaal in 7 Akten

Als historicus ben ik gefascineerd door hoe dingen ontstaan. Waarom doen we dingen zoals we ze doen? Hoe zijn systemen gegroeid tot wat ze nu zijn? Een van die systemen waar ik als stage-expert dagelijks mee te maken heb, is ons Nederlandse beroepsonderwijs. Het verhaal van hoe we van middeleeuws gildewezen naar moderne ROC's komen, is een ware tragikomedie - compleet met helden, schurken, en plotwendingen die Shakespeare zou benijden.

Eerste akte: de gouden tijd van meester hendrik (1150-1798)

Stel je voor: het is 1150: In een donkere wat muffe werkplaats ergens ter hoogte van de huidige Oude Gracht in Utrecht zit meester Hendrik de Smid een hoefijzer te slaan¹. Naast hem staat een magere bleke jongen van twaalf jaar, laten we hem Pieter noemen die ijverig de blaasbalg bedient. Pieter is al drie jaar leerling bij meester Hendrik. Hij woont in huis bij de meester, eet aan zijn tafel, en leert elke dag een beetje meer over het mysterieuze ambacht van het smeden².

Dit is het gildewezen in zijn puurste vorm. Een systeem dat bijna achthonderd jaar zal overleven en dat de basis legt voor alles wat we nu beroepsonderwijs noemen³.

De gilden hebben een strikte hiërarchie ontwikkeld die tegelijk sociaal vangnet is én kwaliteitsgarantie⁴. Onderaan staan de leerlingen; vaak kinderen van twaalf jaar die voor vijf tot negen jaar bij een meester in de leer gaan⁵. Zij leren vooral door te kijken, na te doen, en fouten te maken.

Geen schoolboeken, geen theorielessen, lastig als niemand kan lezen, laat staan zonder boekdrukkunst maar pure praktijk⁶.

Na die leertijd kan een leerling gezel worden. Gezellen zijn de verbindende factor: ze kunnen zowel leren van de meester als hulp bieden aan nieuwe leerlingen⁷. Ze werken vaak als iets wat in het engels ‘journeyman’ heet; letterlijk dagwerker bij verschillende meesters om ervaring op te doen. Bovenaan staan de meesters. Maar je wordt niet zomaar meester. Je moet een meesterproef afleggen; een best wel ingewikkeld praktijkexamen waarbij je moet bewijzen dat je het vak volledig beheerst⁸.

Het is een gesloten systeem met duidelijke regels en met uitsluitingen. Buitenechtelijke kinderen? Mogen geen lid worden van een gilde⁹. Vrouwen? Uitgesloten, behalve in enkele uitzonderingsgevallen¹⁰.

Oneerlijk en discriminerend? Yep.

Maar binnen die grenzen functioneert het systeem uitstekend.

De gilden zijn daarnaast veel meer dan opleidingsinstituten. Ze hebben monopolies op hun vakgebied binnen de stad¹¹. Alleen gildeleden mogen hun beroep uitoefenen. Ze stellen prijzen vast, bepalen kwaliteitseisen, en zorgen ervoor dat er geen vernietigende concurrentie ontstaat¹². In Leiden mogen bijvoorbeeld alleen leden van het glazenmakersgilde vensters plaatsen of glas verkopen¹³.

Dit monopolie geeft de gilden enorme macht. Gildemeesters hebben vaak zitting in de stadsraad en kunnen de politiek beïnvloeden¹⁴. Maar ze zijn ook sociale organisaties. Ze hebben een spaarpot voor zieken en weduwen¹⁵. Ze organiseren begrafenissen en zorgen voor onderlinge hulp¹⁶. Het is een totaalconcept: opleiding, werk, sociale zekerheid, én gemeenschapszin in één organisatie.

Tweede Akte: De revolutionaire vernietiging (1776-1798)

In de 18e eeuw komt er verandering. Verlichtingsdenkers zoals de bekende Adam Smith (bekend van zn boek The Wealth of Nations, 1776) beginnen het monopoliesysteem van de gilden aan te vallen. Ze spreken van vrije handel en mededinging¹⁷. In Frankrijk worden de gilden al in 1776 afgeschaft door minister Turgot¹⁸.

Als in 1789 de Franse Revolutie uitbreekt, wordt alles anders. Op 4 augustus 1789 schaft de Nationale Grondwetgevende Vergadering het feodale systeem af¹⁹. Privileges van adel en geestelijkheid verdwijnen. Het is het einde van eeuwen van hiërarchie²⁰.

De revolutionaire ideeën waaien over naar Nederland. Artikel 53 van de Staatsregeling van 1798 bepaalt dat alle gilden, corporaties of broederschappen moeten worden opgeheven, en geeft iedere burger het recht een bedrijf op te richten²¹.

Op 17 oktober 1798 worden in bijvoorbeeld Amersfoort (en in de rest van Nederland) de gilden ontbonden door een publicatie van het gemeentebestuur in opdracht van het ‘Uitvoerend Bewind der Bataafse Republiek²²’ ( Die Bataafse republiek was de revolutionaire Nederlandse staat die van 1795 tot 1806 bestond onder Franse invloed, de oprichters spiegelden zich aan een soort droomidee van een nobel oer nederland rond de Batavieren, sommige waanideeën zijn tijdloos blijkbaar))

Het laatste gilde dat wordt opgeheven is het gruttersgilde²³. Niet te verwarren met grootgrutters, want deze grutters verkochten graan en peulvruchten, geen aandelen.

Het is het einde van bijna achthonderd jaar georganiseerd vakonderwijs. Meester Hendrik moet zijn hoefijzers nu in vrije concurrentie verkopen. Leerling Pieter kan niet meer rekenen op een gestructureerde opleiding met duidelijke stappen naar het meesterschap.

Maar afschaffen blijkt gemakkelijker dan vervangen.

Want wat komt er voor in de plaats?

Derde Akte: De grote leegte (1798-1920)

Niets. Jarenlang niets.

De afschaffing van het gildewezen betekent dat iedere burger voortaan vrij is om een bedrijf op te richten²⁴. Klinkt tof, het betekent ook dat er geen georganiseerde vorm van vakonderwijs meer bestaat. Jongeren die een vak willen leren, zijn aangewezen op toeval, familie, of geluk.

Koning Lodewijk Napoleon probeert rond 1810 de gilden weer tot leven te wekken, maar zijn broer Napoleon maakt daar in 1812 definitief een einde aan²⁵. Na 1815 komt er een nieuwe koning: Willem I, de eerste Oranje-koning van Nederland²⁶.

Willem I is een ondernemer , ze noemen hem niet voor niets de koning-koopman²⁷. Hij investeert stevig in zaken als industrie, sticht in 1824 de Nederlandsche Handel-Maatschappij, en probeert de economie weer op gang te krijgen²⁸. Koloniale uitbuiting? Graag! Maar georganiseerd vakonderwijs? Doet ‘ie weinig aan.

Het gevolg? Meer dan honderd jaar van improvisatie en versnippering. Particuliere initiatieven hier en daar, werkplaatsleren waar het kan, maar geen samenhangend systeem. Het is alsof je alle rijscholen afschaft en dan hoopt dat mensen vanzelf leren autorijden en bij alle ongelukken de schouders ophaalt.

Vierde akte: De Nijverheidsrevolutie komt op gang (1800-1920)

Fast forward naar 1919. Minister Simon de Vries zit in zijn deftige kantoor aan het Korte Voorhout 7 (zit Min Fin nu ook, het oorspronkelijke gebouw is verwoest in maart ‘45 tijdens het Britse bombardement op het Bezuidenhout, nog bedankt daarvoor geallieerden) en kijkt naar een probleem dat al honderd jaar sluimert⁵⁴. Nederland industrialiseert eindelijk, maar onze vaklieden leren hun vak nog steeds zoals hun grootvaders: bij toeval, door geluk, of helemaal niet.

Dan komt er 29 januari 1919 een lichtpuntje: de Nijverheidswet wordt aangenomen⁵⁵. Eindelijk erkent de overheid dat je mensen moet leren werken. De wet treedt 1 januari 1921 in werking, en ineens zijn er nijverheidsscholen, ambachtsscholen, en allerlei andere instituten waar je een vak kunt leren.

Maar, en hier zit de grap. de wet laat veel ruimte aan het particulier initiatief. Iedereen mag een school beginnen, zolang hij maar kan aantonen dat er behoefte aan is. Heerlijk! Ruimte! Maar het resultaat? Een lappenwerk van schooltjes, elk met zijn eigen methode, zijn eigen diploma, en zijn eigen idee over wat een timmerman moet kunnen.

Tussen 1920 en 1945 explodeert het aantal scholen: het aantal neemt bijna met de helft toe, het aantal leerlingen wordt meer dan verdrievoudigd⁵⁶. Nederland bouwt op deze manier op eigen houtje aan een subsysteem van het onderwijsbestel, zoals de historici het zo mooi noemen. Maar het blijft versnipperd, lokaal, en vooral: onbegrijpelijk voor werkgevers.

Het leerlingwezen blijft ondertussen bestaan naast het dagonderwijs, maar nu als gescheiden werelden. Jongeren in het leerlingwezen werken vooral in bedrijven en gaan één dag per week naar school; een echo van het oude gezel-systeem. Scholieren in het dagonderwijs zitten vooral op school en zien af en toe een werkplaats van binnen.

Het is alsof je twee verschillende talen hebt voor hetzelfde vak. Een loodgieter uit het dagonderwijs en een loodgieter uit het leerlingwezen krijgen andere diploma's, andere training, andere kansen.

Werkgevers snappen er niets van.

Vijfde Akte: De Mammoetwet en het grote misverstand (1963-1980)

Dan komt 1963. Minister Jo Cals (KVP, jurist, man met visie) presenteert zijn Mammoetwet⁵⁷. Officieel: de ‘Wet op het Voortgezet Onderwijs’. Een wet zo dik en ingewikkeld dat ARP-kamerlid Anton Roosjen er in 1955 in de Tweede Kamer sarcastisch over opmerkt: "Laat die mammoet maar in het sprookjesleven voortbestaan"⁵⁸. (Polygoonjournaal stem opzetten optioneel.)

De wet gaat 1 augustus 1968 in werking, en ineens is alles anders⁵⁹. Het lager beroepsonderwijs wordt onderdeel van het voortgezet onderwijs. Mulo, mms en hbs verdwijnen, mavo, havo en vwo komen ervoor terug. En, hier wordt het interessant; er komt meer aandacht voor algemene vorming in het beroepsonderwijs.

Ineens moeten toekomstige loodgieters ook Nederlands leren, geschiedenis, en maatschappijleer. Het idee is op zich goed: doorstroming mogelijk maken, mensen een bredere basis geven, beetje algemene vorming is een goed idee.

Maar in de praktijk? Mwah.

Want wat gebeurt er? Jongeren die naar de ambachtsschool of huishoudschool gaan, moeten ineens niet alleen leren hoe je een leiding aansluit, maar ook hoe je een opstel schrijft over de Tachtigjarige Oorlog. De scheiding tussen beroepsonderwijs en algemeen vormend onderwijs verdwijnt. Alles wordt algemener, breder, theoretischer. Het onderwijs ‘Avo-riseert’ om een recente uitspraak van Doekle Terpstra erbij te halen. Algemeen Vormend onderwijs krijgt de boventoon; Wel: Is het met een D of met een T. Niet: Hoe werkt een zwaluwstaartverbinding.

En hier begint het echte drama van ons verhaal.

Akte 6: de grote klacht van de jaren tachtig

En dan, in de jaren tachtig, slaat de realiteit keihard toe. Nederland wordt getroffen door een economische crisis³⁴. Werkloosheid stijgt, bedrijven gaan failliet, en ineens kijken werkgevers kritisch naar die lieve scholieren die bij hen op gesprek komen.

En wat zien zij? Jongeren die wel weten wie Piet Hein was (los van die oorlogsmisdaden enzo dat vonden we toen niet zo relevant), maar niet hoe je een hamer vasthoudt³⁵. Studenten die prachtige verslagen kunnen schrijven over duurzame energie, maar niet weten waar de hoofdschakelaar zit. Het beroepsonderwijs is te algemeen geworden, klagen de werkgevers (toen al!)

De kritiek vanuit het bedrijfsleven wordt steeds luider en specifieker: scholieren kunnen geen zuigers en drijfstangen meer herkennen, laat staan een auto repareren³⁹. Het onderwijs is te ver verwijderd geraakt van de beroepspraktijk.

En dan gebeurt er iets wat alleen in Nederland kan: we gaan fuseren als een malle⁴⁰. Rond 1985 worden de hbo-opleidingen gefuseerd⁴¹. Rond 1990 volgen de mbo-opleidingen⁴². Kleine vakscholen; vaak gespecialiseerd in één beroep, één sector - worden samengevoegd tot grotere instituten.

De SVM-operatie (Sectorvorming en Vernieuwing Middelbaar Beroepsonderwijs) gaat van start⁴³. In 1990 worden de KMBO-experimenten opgenomen in het sectorale mbo⁴⁴. Tussen 1986 en 1991 daalt het aantal onderwijsinstellingen van 350 naar 143⁴⁵. Voor de snelle rekenaar: Dat is een halvering inderdaad.

Tegelijkertijd worden in de jaren tachtig en negentig convenanten gesloten tussen overheid, onderwijsinstellingen en sociale partners⁴⁶. Het doel: verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Meer aandacht voor praktijkervaring binnen alle beroepsopleidingen.

En zoals bij iedere verandering komt er ook een commissie; De commissie Rauwenhoff. Deze wordt in 1989 ingesteld⁴⁷.

Conclusie van de club: Beroepsonderwijs is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheid, scholen, beroepsleven en individuen. Er moet een startkwalificatie komen ; minimaal mbo niveau 2.

Maar de uitwerking valt tegen. Bedrijven willen wel meepraten, maar niet meebetalen⁴⁸. Scholen blijven verantwoordelijk voor de opleiding, werkgevers leveren hooguit stageplaatsen.

Wel de lusten, niet de lasten.

Akte 7: Ritzens revolutie (1989-1996)

En dan, 7 november 1989 wordt Jo Ritzen minister van Onderwijs⁴⁹. Limburgse econoom, hoogleraar onderwijsplanning, ideoloog van de PvdA. Een man die naar harde data kijkt en ziet: het Nederlandse beroepsonderwijs is een lappendeken; maar dan wel eentje met teveel losse naadjes. En een beetje versleten.

Nog geen maand minister of Ritzen heeft zijn eerste rel: hij suggereert Engels als instructietaal in het hoger onderwijs⁵⁰. Arno Schrauwers van de stichting Nederlands noemt hem "boosaardig óf dom"⁵¹. Maar Ritzen houdt vol. Hij weet wat hij wil: één systeem, één wet, één kwalificatiestructuur.

Het is belangrijk om te weten dat Ritzen geen typische onderwijsminister is. Ritzen is econoom, hoogleraar, iemand die gewend is om naar harde data te kijken. En die data zeggen: het Nederlands beroepsonderwijs is een lappendeken; een rafelige lappendeken bovendien.

Op 29 maart 1993 schuift hij zijn Kernpuntennotitie Wet educatie en beroepsonderwijs over de vergadertafel. Het verzet is voorspelbaar. Iedereen heeft bezwaren, moeilijk moeilijk.

Maar niemand heeft een beter alternatief.

En dan komt 25 oktober 1993⁵². In een uitgebreide commissievergadering van de Tweede Kamer legt Ritzen zijn plannen uit. Niet zomaar weer een reorganisatie, maar een fundamentele herziening: Regionale Opleidingscentra waarin alles bij elkaar komt. Leerlingwezen, dagonderwijs, volwasseneneducatie; alles onder één dak.

Het ROC is geboren.

Schaalvergroting én samenwerking. In plaats van tientallen kleine schooltjes per regio, een paar grote centra die alles kunnen bieden wat de lokale arbeidsmarkt nodig heeft.

Na die vergadering kantelt de stemming. Ineens snappen mensen waar Ritzen naartoe wil: toekomstbestendig beroepsonderwijs dat aansluit op de realiteit van de moderne economie.

Finale: Het tragische einde van een tijdperk (1994-1996)

In 1994 dient Ritzen het definitieve wetsvoorstel in⁵³. Kamerstukken 23778. CDA en VVD maken zich zorgen over de vrijheid van onderwijs, GroenLinks over kleine scholen die zullen verdwijnen. Maar uiteindelijk: aangenomen.

Op 1 januari 1996 treedt de Wet Educatie en Beroepsonderwijs in werking. Eindelijk is er weer één systeem voor het hele beroepsonderwijs. Stage (‘beroepspraktijkvorming, of BPV’) wordt verplicht voor iedereen. Niet alleen voor de handige Harries in het leerlingwezen, maar ook voor de theoretische Tessa's op school. BOL en BBL worden de nieuwe namen voor wat ooit dagonderwijs en leerlingwezen heetten.

En zo eindigt, op 1 januari 1996, een periode van bijna tweehonderd jaar experimenteren, fuseren, en vooral: niet begrijpen wat beroepsonderwijs eigenlijk is.

Bijna dertig jaar later is Ritzens revolutie nog altijd zichtbaar. Nederlandse mbo'ers worden wereldwijd geprezen om hun praktijkervaring. Ons duale systeem wordt door andere landen gekopieerd. En langzaam maar zeker groeit ook het besef dat deze studenten onmisbare schakels zijn naar de toekomst van Nederland.

Terwijl beleidsmakers jarenlang vooral oog hebben voor de kenniseconomie en het hoger onderwijs, blijkt nu dat de energietransitie, de digitalisering en de vergrijzing vooral vragen om mensen die daadwerkelijk kunnen aanpakken. Zonnepanelen installeren, zorgrobots onderhouden, datacenters bouwen; het zijn allemaal mbo-banen. Ritzens inzicht dat Nederland praktisch opgeleide mensen nodig heeft, lijkt relevanter dan ooit. Was Ritzen een ziener? Misschien.

Natuurlijk is er nog genoeg te verbeteren. Stagediscriminatie blijft een probleem, vooral voor jongeren met een migratieachtergrond en mensen die denken dat ‘mbo’ lager is dan ‘hbo’ .

Tekorten aan stageplaatsen maken het soms moeilijk om goede matches te vinden, iets waar de steeds krappere arbeidsmarkt gek genoeg aan bijdraagt (want geen tijd). En de administratieve rompslomp rond stages is nog altijd een bron van frustratie.

Ook de kwaliteit van de begeleiding op de werkplek laat nog wel eens te wensen over. Goed zijn in je vak maakt je nog geen goede begeleider maar veel professionals hebben nooit geleerd hoe ze met jonge stagiairs moeten omgaan. Het resultaat is dat studenten soms maandenlang koffie zetten of eindeloos hetzelfde simpele klusje doen, terwijl ze eigenlijk zouden moeten leren.

Daarnaast heeft de schaalvergroting een prijs gehad. De grote ROC's zijn niet altijd de meest persoonlijke plekken waar iedere student zich gezien voelt. In de oude kleine vakscholen kende de directeur nog alle leerlingen bij naam; in een ROC met tienduizenden studenten is dat onmogelijk geworden. En bedrijven die bellen met een vraag over een stagiair krijgen niet altijd direct de juiste persoon aan de lijn - bureaucratie is de keerzijde van professionalisering.

Maar het fundamentele idee dat Ritzen dertig jaar geleden doorvoert ; dat je een vak het beste leert door het te doen, onder begeleiding van professionals dat staat nog steeds overeind. Sterker nog: zijn intuïtie dat onderwijs en werkveld onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, blijkt elke dag weer juist. Jarenlang is de trend juist andersom geweest; onderwijs werd steeds schoolser, steeds verder weggetrokken van de praktijk. Ritzen keerde die beweging om, en terecht. Al kunnen we de integratie van leren en werken nog wel een stuk beter maken.

En dat is knap, voor een hervorming die begint in een saaie vergaderzaal met een stapel papieren en een minister die eruitziet als een accountant waar zelfs een boekhouder van in slaap sukkelt.

En zo eindigt, na bijna tweehonderd jaar van experimenteren en rommelen, een periode die begonnen is met de afschaffing van het gildewezen in 1798. Van meester Hendrik en leerling Pieter in hun Utrechtse smederij naar ROC-studenten die stages lopen bij erkende leerbedrijven.

Het meester-gezel systeem is terug, maar nu gereguleerd, gekwalificeerd, en toegankelijk voor iedereen. Geen discriminatie meer op basis van geboorte of geslacht. Geen monopolies meer die innovatie tegenhouden. Maar wel weer structuur, kwaliteit, en begeleiding.

Soms moet je de hele boel opnieuw uitvinden om te komen waar je vandaan kwam. Van gilde naar chaos naar ROC; het is een lange weg, maar uiteindelijk komt het Nederlandse beroepsonderwijs sterker terug dan ooit.

Het is ook duidelijk dat de stilste revoluties vaak de meest ingrijpende. En soms helpt het om de pleister er in één keer af te rukken, in plaats van hem langzaam los te peuteren. Dat deed Ritzen en ondanks alle pijn en wrijving die het veroorzaakt, lijkt het de juiste keuze.

Want uiteindelijk draait het om een simpele waarheid: je leert een vak door het te doen. Dat weten de gilden al, vijfhonderd jaar geleden. Dat wist Ritzen in 1996. En dat weten we nog steeds, dertig jaar later.

En meester Hendrik? Die zou trots zijn geweest op wat er van zijn leerling Pieter geworden is: een volleerd vakman die zijn kennis doorgeeft aan de volgende generatie. Precies zoals het achthonderd jaar geleden ook al gebeurt.

Epiloog: Naar de toekomst

Maar het verhaal is nog niet af. Als we naar de toekomst kijken, staan we weer voor nieuwe uitdagingen die opvallend veel lijken op die van meester Hendrik en leerling Pieter. Waar vroeger de industriële revolutie de vraag naar bepaalde vaardigheden veranderde, is het nu de digitale revolutie die alles overhoop gooit.

De wereld praat tegenwoordig over 'skills' ; Engels jeukwoord voor wat ze bij de gilden gewoon 'het vak' noemden. Maar het principe blijft hetzelfde: je moet kunnen wat je doet. En net als in 1150 in die schuur rond de Oude Gracht in Utrecht veranderen die vaardigheden. Een loodgieter van nu moet niet alleen leidingen kunnen leggen, maar ook slimme thermostaten programmeren. Een bakker moet brood kunnen bakken, maar ook webshops beheren en sociale media bijhouden. Een kenniswerker moet AI integreren in de workflow. En pro-actief en probleemoplossend werken is een must-have als je het World Economic Forum mag geloven.

Misschien staat Nederland opnieuw aan de vooravond van een revolutie in het onderwijs . Artificial Intelligence, robotisering, klimaattransitie; het vraagt om mensen die kunnen omgaan met voortdurende verandering. Mensen die niet alleen een vak beheersen, maar die kunnen leren, omscholen, aanpassen. Het aantal ‘academy’s’ bij technische bedrijven neemt toe; steeds vaker willen ondernemers het vak zelf leren aan nieuwe collega’s ‘want het onderwijs sluit niet aan en duurt te lang’

Dus: Van gilde naar ROC naar... wat komt er na de ROC? Gaan we terug naar een fragmentatie van het beroepsonderwijs, gaan we de muren tussen school en werkplaats echt doorbreken, of blijven ze gescheiden, al dan niet met een glazen wand?

Wie weet. Zeker is dat meester Hendrik en leerling Pieter, waar ze ook zijn, geïnteresseerd meekijken naar het volgende hoofdstuk van hun verhaal.

Gebruikte bronnen

¹ Historiek. (2018, 15 maart). Gilden - middeleeuwse beroepsverenigingen. https://historiek.net/gilden-middeleeuwse-beroepsverenigingen/74725/

² Kerkcultuur 11e-14e eeuw. (n.d.). Leerling en meester. WordPress. https://kerkcultuur11tm14eeuw.wordpress.com/kunstenaars-en-opdrachtgevers/leerling-en-meester/

³ Historiek. (2018, 15 maart). Gilden - middeleeuwse beroepsverenigingen.

⁴ Kooten, D. van. (n.d.). Leerling, gezel, meester. DinekevanKooten.nl. https://www.dinekevankooten.nl/archief/leerling-gezel-meester/

⁵ Historiek. (2018, 15 maart). Gilden - middeleeuwse beroepsverenigingen.

⁶ Labby. (n.d.). Meester gezel principe. Labby.nl. https://www.labby.nl/meester-gezel-principe/

⁷ Jenaplan Nederland. (2017). Mensen Kinderen, 33(1). https://www.jenaplan.nl/userfiles/files/mensenkinderen/MK2017-09_jg33_nr1.pdf

⁸ Kooten, D. van. (n.d.). Leerling, gezel, meester.

⁹ Wikipedia. (n.d.). Gilde (beroepsgroep). https://nl.wikipedia.org/wiki/Gilde_(beroepsgroep)

¹⁰ IsGeschiedenis. (n.d.). Sinds wanneer kunnen we onze opleiding kiezen. https://isgeschiedenis.nl/reportage/sinds-wanneer-kunnen-we-onze-opleiding-kiezen

¹¹ Wikipedia. (n.d.). Gilde (beroepsgroep).

¹² Kerkcultuur 11e-14e eeuw. (n.d.). Ambachtsgilden. https://kerkcultuur11tm14eeuw.wordpress.com/kunstenaars-en-opdrachtgevers/ambachtsgilden/

¹³ Hoop, E. de. (n.d.). Hoofdstuk 3 [PDF]. Erasmus Universiteit Rotterdam. https://repub.eur.nl/pub/13303/06008_hoop_H03.pdf

¹⁴ StudeerSnel. (n.d.). Waarom gildemeesters machtig waren in de stad. https://www.studeersnel.nl/nl/messages/question/6120687/geef-twee-redenen-waarom-gildemeesters-machtig-waren-in-de-stad

¹⁵ Sint Joris Gilde Stratum. (n.d.). Oorsprong van de gilden [PDF]. https://sintjorisgildestratum.nl/files/OORSPRONG%20VAN%20DE%20GILDEN.pdf

¹⁶ Kerkcultuur 11e-14e eeuw. (n.d.). Ambachtsgilden.

¹⁷ Historiek. (n.d.). Franse Revolutie: Tijdlijn, oorzaken, samenvatting. https://historiek.net/Franse-revolutie-tijdlijn-oorzaken-samenvatting/71927/

¹⁸ Wikipedia. (n.d.). Afschaffing van het feodalisme in Frankrijk. https://nl.wikipedia.org/wiki/Afschaffing_van_het_feodalisme_in_Frankrijk

¹⁹ Historiek. (n.d.). Franse Revolutie: Tijdlijn, oorzaken, samenvatting.

²⁰ Wikipedia. (n.d.). Afschaffing van het feodalisme in Frankrijk.

²¹ Nederlandse Staatsregeling. (1798, 1 mei). Staatsregeling voor het Bataafsche Volk 1798. Wikisource. https://nl.wikisource.org/wiki/Staatsregeling_voor_het_Bataafsche_Volk_1798

²² Halbertsma, H. (jaartal onbekend). Zeven eeuwen Amersfoort. In Tijdbalk Amersfoort. https://www.tijdbalk-amersfoort.nl/index.php/Opheffing_van_de_gilden_bij_Koninklijk_Besluit,_bezittingen_vervielen_aan_de_stadsbesturen

²³ Historie van Goes. (jaartal onbekend). 1793 - 1800: Gilden. https://www.historievangoes.nl/18e-eeuw/1793-1800/1793-1800-gilden

²⁴ Nederlandse Staatsregeling. (1798, 1 mei). Staatsregeling voor het Bataafsche Volk 1798.

²⁵ Sint Joris Gilde Stratum. (n.d.). Oorsprong van de gilden.

²⁶ Canon van Nederland. (n.d.). Koning Willem I. https://www.canonvannederland.nl/nl/koningwillem1

²⁷ Canon van Nederland. (n.d.). Koning Willem I.

²⁸ Geschiedenislokaal Amsterdam. (2021, 8 mei). Oprichting Nederlandsche Handel-Maatschappij. https://geschiedenislokaalamsterdam.nl/bronnen/oprichting-nederlandsche-handel-maatschappij

²⁹ Slagter, W. (2013, 12 november). Vries [Czn.], Simon de (1869-1961). In Biografisch Woordenboek van Nederland. Huygens ING. https://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/vriess

³⁰ Historiek. (2018, 15 maart). Gilden - middeleeuwse beroepsverenigingen.

³¹ Historiek. (2018, 15 maart). Gilden - middeleeuwse beroepsverenigingen.

³² Historiek. (2018, 15 maart). Gilden - middeleeuwse beroepsverenigingen.

³³ CBS. (2024, 29 oktober). Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). CBS. https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/begrippen/wet-educatie-en-beroepsonderwijs--web--

³⁴ Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). (2009). Economische crises jaren dertig en tachtig vergeleken. In G. P. den Bakker (Ed.), De Nederlandse economie 2008 (pp. 123-139). CBS. https://www.cbs.nl/-/media/imported/documents/2009/37/2008-p19-p123-art.pdf

³⁵ Van den Broek, J. (2015, mei). Het mbo van mammoet tot nu. Didactief, special Mbo in the spotlight. https://didactiefonline.nl/artikel/het-mbo-van-mammoet-tot-nu

³⁶ Vakbondshistorie.nl. (2017, 30 augustus). Staking in het onderwijs – terugblik op de acties van 1980. https://vakbondshistorie.nl/dossiers/staking-in-het-onderwijs/

³⁷ Vakbondshistorie.nl. (2017, 30 augustus). 'Het was vol op het Malieveld' – de ABOP-staking van 19 juni 1980. In Staking in het onderwijs – terugblik op de acties van 1980. https://vakbondshistorie.nl/dossiers/staking-in-het-onderwijs/

³⁸ Nederlands Dagblad. (1980, 20 juni). Lerarenstaking getuigt van egocentrisme. Redactioneel commentaar. Nederlands Dagblad Gereformeerd Gezinsblad, p. 3.

³⁹ Nieuwenhuis, L. F. M., Stuivenberg, J., & Geerdink, J. (2014). De creatie van publieke waarde in het middelbaar beroepsonderwijs. Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). https://www.nro.nl/sites/nro/files/migrate/PROO+Creatie+van+publieke+waarde+in+het+MBO+Loek+Nieuwenhuis+ea.pdf

⁴⁰ Tweede Kamer der Staten-Generaal. (1987, 24 april). Sectorvorming en vernieuwing van het middelbaar beroepsonderwijs (Kamerstukken 19790, nr. 17) [PDF]. https://repository.overheid.nl/frbr/sgd/19861987/0000112113/1/pdf/SGD_19861987_0006047.pdf

⁴¹ Digibron.nl. (1986, 6 december). Reorganisatie biedt mbo-school meer vrijheid en mogelijkheden. Directeur Bakker van de Sara Neviusschool voor mdgo. Digibron.nl. https://www.digibron.nl/viewer/collectie/Digibron/id/tag:RD.nl,19861206:newsml_d2f1a0ab82d542609b77e106b6622ef3

⁴² Tweede Kamer der Staten-Generaal. (1987, 24 april). Sectorvorming en vernieuwing van het middelbaar beroepsonderwijs.

⁴³ Tweede Kamer der Staten-Generaal. (1987, 24 april). Sectorvorming en vernieuwing van het middelbaar beroepsonderwijs.

⁴⁴ Universiteit van Amsterdam. (jaartal onbekend). De positie en functie van het mi

Volgende
Volgende

Anomalie