Duikfles🤿

De duikfles van de stagiair

Stel je voor: je staat aan de rand van een zwembad. Iedereen roept dat je moet springen. "Het water is fantastisch!" "Je leert er zo veel!" "Straks kun je overal zwemmen!" Maar niemand vraagt of je zwemles hebt gehad. Of je überhaupt een badpak hebt.

Voor veel jongeren voelt een stage als een sprong in het diepe. We noemen het een kans, een springplank, een “onmisbare stap”. Maar voor wie eigenlijk? Want niet iedereen staat even droog aan de rand van het zwembad. Sommigen hebben een duikfles, een instructeur en een strak pak aan. Anderen staan er in hun onderbroek, met één ademteug hoop en nul begeleiding.

De stage is geen zwembad. Het is een oceaan. En we doen alsof iedereen kan duiken.

Stages worden vandaag vooral bekeken door de bril van de spreadsheet. Bedrijven rekenen uit wat een stagiair oplevert versus wat die kost. Onderzoek wijst uit dat ruim 60% van Nederlandse bedrijven alleen stagiairs aanneemt als de economische meerwaarde direct zichtbaar is. Een stage wordt een investering die moet renderen, liefst binnen drie maanden. Het gemiddelde stagevergoeding ligt tussen de €250 en €400 per maand; afhankelijk van sector en opleidingsniveau. Dat is geen salaris. Het is een fooi voor fulltime aanwezigheid.

De Excel-logica is begrijpelijk. Bedrijven moeten efficiënt zijn, winst maken, overleven in een competitieve markt. Maar deze logica mist iets fundamenteels: een stage is geen product dat je koopt en vervolgens uitmelkt. Het is een leerruimte. Een plek waar iemand voor het eerst ontdekt hoe een werkveld ademt, waar fouten maken mag, waar vragen stellen essentieel is. Dat kun je niet in een kolom zetten. Dat past niet in een rendementscurve.

Toch is dát precies wat we doen. We reduceren het leerproces tot een transactie; “ja maar we investeren al veel in jouw leerproces, dus die vergoeding is echt too much” hoor je dan zeggen. En zo veranderen we de oceaan in een aquarium. Alleen wie direct iets oplevert, mag binnen het glas zwemmen; met uitzicht, begeleiding en een keurige beluchting. De rest staat erbuiten, neus tegen het glas, kijkend naar hoe anderen sierlijk baantjes trekken. Alsof leren een privilege is.

Zonder zuurstof duiken

Stages zijn cruciaal voor de ontwikkeling van jonge professionals. Onderzoek toont aan dat studenten zonder stagemogelijkheid 30 tot 50% minder kans hebben op duurzame baaninstroom. Dat is niet zo raar: Een stage is de plek waar theorie ‘echt’ handen en voeten krijgt, waar je ontdekt dat projectmanagement niet alleen een model uit een saai studieboek is, maar vooral: omgaan met collega’s die hun deadlines net zo soepel verschuiven als hun lunchpauze. Dat is de praktijk.

Een goede stagebegeleider is als een duikinstructeur: iemand die de stroming leert lezen, die waarschuwt voor gevaarlijke zones, die aanmoedigt om verder te gaan dan je dacht te kunnen. Die begeleiding is niet in Excel te vangen. Het zijn de kleine momenten; een opmerking in de wandelgang, een geruststellend gesprek na een presentatie die flopte, een vraag die je aanzet om anders te denken. Dat zijn de momenten waarop leren werkelijk gebeurt.

Maar hier begint het probleem: niet iedereen heeft de luxe om volledig aanwezig te zijn in die momenten. Want niet iedereen heeft een volle duikfles.

Wie kan de duik veroorloven?

Wie staat er eigenlijk aan de rand van die oceaan? En wie heeft de middelen om te springen?

Uit onderzoek blijkt dat ruim 35% van de stagiairs een bijbaan heeft, simpelweg omdat de stagevergoeding te laag is om van te leven. Nederlandse studenten werken zelfs het meeste ‘bij’ van alle Europeanen. Dat betekent: een volledige werkweek stage, plus avonden en weekenden werken om de huur, boodschappen en reiskosten te betalen. Die studenten hebben geen tijd voor netwerken na werktijd, geen ruimte om vrijwillig een extra project op zich te nemen, geen energie om na een lange dag nog hun scriptie voor te bereiden. Ze duiken niet; ze watertrappelen.

Studenten uit stabiele gezinnen hebben meestal iets wat in beleidsstukken zelden genoemd wordt: een ouder met een Tikkie-reflex. Een bijdrage voor de huur, een oude Polo met haperende airco en een losse bumper, een vangnet als de wasmachine het begeeft. Daardoor kunnen zij zich volledig richten op leren en op netwerkborrels waar de bitterballen gratis zijn. Studenten zonder dat vangnet hebben minder geluk. Zij moeten werken naast hun stage, missen die borrels en haken tien keer vaker af. Niet omdat ze lui zijn, maar omdat motivatie geen betaalmiddel is bij de supermarkt.

Dit is geen meritocratie. Dit is een loterij op basis van postcode en bankrekening.

De beperking van rendementsdenken.

We praten veel over begeleiding. Over de kwaliteit van stages. Over wat bedrijven kunnen leren van het onderwijs en vice versa. Dat zijn waardevolle gesprekken. Maar ze missen in dit perspectief wel de kern.

Want we kijken naar de oppervlakte. We analyseren hoe we de duiker beter kunnen trainen, welke technieken hij moet leren, hoe we de route optimaliseren. Maar we vragen zelden: heeft iedereen wel een duikfles? En zo ja, is die vol genoeg om de diepte te halen?

We praten graag over “gelijke kansen”, maar vergeten de basics: inkomen, een dak boven je hoofd, en een beetje mentale rust. Het is alsof we een duikles organiseren zonder te checken of iemand wel zuurstof heeft. Iedereen moet “springen”, roepen we, maar we vergeten dat niet iedereen kan ademen onder water.

WWe tellen projecten, uren en toegevoegde waarde – lekker meetbaar allemaal. Maar wat we niet meten, is wat er onderweg verdwijnt. De student die te moe is om nog een slimme vraag te stellen. De student die die ene droomstage laat schieten omdat de bus er niet komt. De student die afbrandt, niet omdat hij niet kan, maar omdat drie bijbanen en een fulltime stage samen gewoon topsport zijn.

Dat verlies staat niet in de Excel, maar het is er wel degelijk.
Niet alles van waarde laat zich tellen. En het omgekeerde geldt ook: niet alles wat we zo fanatiek tellen, doet er echt toe. Sommige dingen kun je alleen zien als je even stopt met turven en begint met kijken.

Iedereen verdient een volle fles

Wat betekent het om gelijke kansen te bieden? Ik denk iets anders dan wat we normaliter denken als we over dit onderwerp praten. Het betekent niet dat iedereen dezelfde stage krijgt. Het betekent dat iedereen dezelfde mogelijkheid heeft om te leren, te groeien, fouten te maken en op te staan. Dat vraagt om meer dan goede intenties. Het vraagt om structureel beleid.

Een volle duikfles betekent: een stagevergoeding waarvan je kunt leven. Niet luxe, maar waardig. Genoeg om geen drie bijbanen nodig te hebben. Genoeg om je volledig te kunnen richten op wat je komt doen: leren.

Een veilige sprong betekent: begeleiding die niet afhankelijk is van toeval. Niet hopen op een goede mentor, maar gegarandeerde begeleiding als onderdeel van elke stage. Gestructureerde momenten van feedback, reflectie en aanmoediging. De decompressiestop als mentale ademruimte; tijd om te verwerken wat je hebt meegemaakt, voordat je weer naar boven gaat.

Een instructeur die aanmoedigt betekent: een systeem waarin bedrijven niet alleen kijken naar wat een stagiair oplevert, maar ook naar wat zij kunnen betekenen voor iemands toekomst. Stages als investering in mensen, niet alleen in productiviteit. Dat vraagt een cultuurverandering – van rendement op korte termijn naar betekenis op lange termijn.

En een buddy als sociale steun betekent: erkennen dat niemand alleen moet duiken. Medestudenten, collega's, mentoren, een netwerk dat opvangt als het zwaar wordt. Dat begint bij het onderwijs, maar moet doorgaan in de werkomgeving.

De vraag

Dus hier is de vraag waarmee we begonnen: mag iedereen springen? Of reserveren we de oceaan voor hen die het zich kunnen veroorloven?

Het antwoord lijkt voor de hand liggend. Maar ons beleid zegt iets anders. We laten stages over aan de markt, aan bedrijven die rendement zoeken, aan studenten die maar moeten improviseren. We roepen dat stages essentieel zijn, maar zorgen niet dat iedereen de middelen heeft om te springen.

Dat is geen rechtvaardigheid. Dat is selectie op kapitaal, verpakt als kansengelijkheid.

Als we stages werkelijk als leerkansen willen zien, dus als plekken waar jonge mensen kunnen ontdekken, falen, leren en groeien, dan moeten we stoppen met alleen naar de oppervlakte te kijken. Dan moeten we de diepte in. Naar de fundamentele vraag: wat hebben mensen nodig om te leren? En: zijn we bereid dat voor iedereen mogelijk te maken?

Iedere duiker verdient een volle fles.

Iedere student verdient de kans om te springen zonder te verdrinken.

Volgende
Volgende

Waarde van stages💶