Uniek (2)
We beloven studenten en jonge professionals nog steeds een duidelijk pad naar succes, maar de werkelijkheid van werk verandert sneller dan opleidingen, adviezen en verwachtingen.
In deze blogserie onderzoek ik hoe we studenten voorbereiden op een arbeidsmarkt die nauwelijks nog bestaat: vaste banen, voorspelbare carrièrepaden en klassieke arbeidsconflicten. Geïnspireerd door Peter Turchin, Jean Baudrillard en vele anderen, laat ik zien waarom zoveel jonge mensen vastlopen, en wat er anders kan.
Hier betoog ik dat iedereen naar de universiteit sturen geen slim plan meer is (wat we allemaal wel weten inmiddels), en hoe een nieuwe balans tussen 'toren' en 'plein' een uitweg kan bieden uit maatschappelijke frustratie en onzekerheid.
Gefeliciteerd, je bent overgekwalificeerd!
De Toren en het Plein: Ambitie op hoogte, realiteit op de begane grond
“Gefeliciteerd, je bent overgekwalificeerd!”
Het klinkt als een ironische grap op een verjaardag, maar voor veel jongeren is het de realiteit. Je hebt braaf je masterdiploma gehaald (misschien zelfs twee, uitslover) en nu blijk je te hoogopgeleid voor de banen die er wél zijn. In onze maatschappij is een academische titel de nieuwe norm geworden. Jaarlijks studeren massa’s jongeren af, klaar om de top van de toren te bestormen. In het begin van de 21e eeuw is het behalen van een masterdiploma bijna een standaardrite geworden voor een generatie hoogopgeleiden. Maar wat als al deze pas afgestudeerden geen passende ‘toren’-baan kunnen vinden?
Torenbaan moet ik even uitleggen. Iedereen wil naar boven, naar de “toren; die hoge ivoren toren van status en schijnbaar succes waar we met z’n allen tegenop kijken. De Britste historicus Niall Ferguson gebruikt de metafoor van de toren en het plein om het verschil te duiden tussen de machtige elite in hun hoge torenkamers en het gewone volk op het stadsplein(1). We zitten midden in een tijd waarin de toren kraakt en het plein groeit, aldus Ferguson. De klassieke hiërarchieën ( met titels, trappen en glazen liften die zo cool aan de buitenkant van het gebouw omhoog gaan) staan onder druk, terwijl netwerken, platforms en zijwegen het werkelijke werk steeds vaker bepalen. Toch leiden we jongeren nog altijd op voor torenberoepen: abstracte functies met status, vage powerpoints en een visitekaartje met drie Engelse functietitels. Consultant, beleidsadviseur, marketingstrateeg; banen die je vader trots noemt op verjaardagen, ook al weet hij niet precies wat je doet. Ondertussen kijken we een beetje meewarig naar de pleinberoepen: mensen die écht iets maken, fixen of verzorgen. Cruciaal voor het dagelijks leven, maar op feestjes klinken ‘verpleegkundige’ of ‘loodgieter’ toch net wat minder glamoureus dan ‘junior associate strategy & impact’.
Elite-overproductie
Waarom is die toren zo overvol aan het raken? De historicus Peter Turchin wijst op “elite-overproductie”; een situatie waarin een samenleving méér potentiële eliteleden voortbrengt dan ze kan handelen[2]. Turchin voorspelde tien jaar geleden al in The Economist dat het westen een turbulente periode tegemoet ging, deels door een “overproductie van jonge afgestudeerden met hoogstaande diploma’s”. Citaat: “Can too many brainy people be a dangerous thing?”. Met andere woorden: we creëren meer aspirant-high-potentials en aanstormend partners van het kantoor dan er topbanen beschikbaar zijn. Het resultaat? Een goedgevuld legioen teleurgestelde jonge mensen dat zich afvraagt waarvoor ze het eigenlijk allemaal gedaan hebben. Een toren vol mastertitels, maar op de begane grond weinig ruimte om daadwerkelijk hogerop te komen. De ‘maatschappelijke ladder’ is nog steeds een dominante metafoor voor succes (omhoog! meer!). De toren is nog steeds de arbeidstechnische Olympus, maar raakt steeds voller. En eenmaal binnen plek maken? Je plek afstaan aan anderen? Dacht het niet.
Die overproductie van hoogopgeleiden leidt tot frustratie. Turchin vergelijkt het met teveel wolven en te weinig prooi: een strijd om schaarse topposities. Jonge “elite-aspiranten” die buiten de boot vallen, voelen zich buitengesloten, misleid en miskend. In Turchins analyse verzamelen deze gefrustreerde wannabe-elites zich uiteindelijk op het plein, waar ze hun onvrede kunnen uiten soms in de vorm van protest, populisme of een zoektocht naar zondebokken. Het is alsof we een wedstrijd hebben georganiseerd waarin honderd mensen strijden voor tien plekken. Negentig mensen eindigen teleurgesteld aan de zijlijn, met een prachtig diploma in de hand en het gevoel dat hen iets is wijsgemaakt. En nu staan ze rammelend aan de poorten van de toren omdat ze ook naar binnen willen. Want ‘daar hebben we recht op’.
Intussen blijven overheid en universiteiten hameren op meer, méér, méér hoogopgeleiden. In Nederland en Europa is jarenlang actief beleid gevoerd om zoveel mogelijk jongeren een hbo- of wo-diploma te laten halen . Het Europese doel voor 2030 is dat minimaal 45% van alle 25-35-jarigen hoogopgeleid is. We hebben dus bewust een prikkel gecreëerd om de toren te vullen. Iedere ouder wil dat z’n kind “later hogerop komt”, en politici zien een kenniseconomie als de heilige graal. Maar hoewel dit ambitieuze streven noblesse oblige is, rijst de vraag wel: waar werken die hogere opleidingen naartoe? Als iedereen master is, wie doet dan nog het werk dat níet vanuit een torenkantoor kan?
Angst om te vallen.
Onder deze onderwijsrace ligt een diepere drijfveer: een culturele angst om te vallen, om de plek in de toren, of de kans erop, kwijt te raken. De Amerikaanse schrijfster Barbara Ehrenreich benoemde dit fenomeen treffend als de “Fear of falling” ;de angst van de middenklasse om af te glijden. Publiciste Roxane van Iperen haalde dit aan in haar essay ‘Eigen Welzijn Eerst’ om te verklaren waarom vandaag de dag zovelen zich krampachtig vastklampen aan status en zekerheid]. Ouders en jongeren vrezen dat als je níet hoog inzet ( dus als je genoegen neemt met een ‘gewone’ beroepsopleiding) je maatschappelijk terugzakt. Liever een master zonder baan dan helemaal geen master, zo lijkt het idee.
Van Iperen beschrijft hoe decennialang welvaart en kansen voor iedereen groeiden, maar dat de middenklasse nu het gevoel heeft dat verworven posities onder druk staan Iedereen doet zijn uiterste best om in ieder geval te behouden wat men heeft bereikt. In gewone mensentaal: men is als de dood dat een kind “lager” uitkomt dan de ouders. Die ‘fear of falling’ leidt tot wat Van Iperen het “country club-denken” noemt: zorgen dat jij en de jouwen binnenblijven in de eliteclub (de toren), terwijl de toegangspoort voor anderen dicht blijft. Een universitaire titel fungeert daarbij als toegangsbewijs tot de club; of althans, zo wordt het gezien. De paradox is dat als iedereen zo’n toegangsbewijs krijgt, de club te vol wordt en de waarde van het kaartje daalt. En het is binnen zo druk dat het dringen is; een beetje zoals een overvol Paradiso bij het optreden van de ‘must-see’ band van het moment. Geloof mij; bier halen in een overvol Paradiso is een nachtmerrie. Niets gezelligs aan.
Precies dat is ook in het onderwijs aan de hand: vwo is populairder dan vmbo, en havo is eigenlijk alleen nog een tussenstap. Mbo-opleidingen hebben, onterecht, een imagoprobleem gekregen;ze zouden ‘minder’ zijn. Veel jongeren kiezen bijna automatisch voor hbo of de universiteit, soms tegen hun eigen talent of interesse in, simpelweg omdat het zo hoort in een klimaat van prestatie en prestige. Niemand wil de verliezer zijn die van het koord valt in het circus van maatschappelijke verwachtingen. Liever lopen we allemaal hoog te wankelen in de overvolle koorddansers-toren, terwijl beneden de piste verdacht leeg raakt.
Torenberoepen wankelen.
Ironisch genoeg beginnen juist de torenberoepen (die begeerde hoogopgeleide banen) ook hun zekerheid te verliezen. Technologie en met name AI schudden aan de fundamenten van de ivoren toren. Kunstmatige intelligentie kan tegenwoordig immers veel taken overnemen die ooit het exclusieve domein van hoogopgeleiden waren. Juristen, journalisten, marketeers, zelfs programmeurs voelen de hete adem van algoritmes in hun nek. ChatGPT schrijft al overtuigende teksten, maakt juridische samenvattingen en slaagt glansrijk voor delen van het advocatenexamen.
Als een computer binnen enkele seconden een juridisch memo kan opstellen of een marketingstrategie kan uitspugen, hoe uniek is die mastertitel dan nog? Of nog urgenter: Hoe nodig.
Waar vroeger vooral fabrieksarbeiders vreesden voor robots, zijn het nu de kantoorkoelies in grijze lease-wagens en analisten die vrezen voor hun digitale collega’s. AI-tools beantwoorden klantvragen, schrijven beleidsnotities en kunnen zelfs programmeren. Dit betekent dat zelfs die felbegeerde banen aan de top van de toren niet meer zo onaantastbaar zijn. De toren wankelt; het verschil tussen een torenberoep en een pleinberoep vervaagt wellicht als machines het abstracte werk net zo goed (of beter) aankunnen. Het resultaat? Nog meer onzekerheid voor jongeren, zelfs voor degenen die alles volgens het boekje hebben gedaan. Iedereen ziet de toren wankelen; toch blijven we roepen dat je echt die toren in moet proberen te komen.
Maatschappij uit balans.
Het gevolg van dit ‘torendenken’ is dat we nu met een scheve arbeidsmarkt zitten.
Aan de ene kant een overschot aan planners, denkers en (niet onverdienstelijke) powerpoint-producenten; aan de andere kant een chronisch tekort aan doeners, makers en zorgers. Het toren-plein-dilemma is al lang geen ‘nabije toekomst’ dingetje meer: we hebben vergaderzalen vol beleidsadviseurs, maar probeer eens op stel en sprong een loodgieter te vinden voor je verstopte gootsteen. Niet te doen. We prijzen de “kenniswerker” de hemel in, maar vergeten dat zonder de vakman en vakvrouw de samenleving letterlijk stilvalt wanneer de brug, het stoplicht of de zorgrobot het begeeft.
Ok, het is aan het kenteren. Maar die nieuwe waardering voor het mbo is meer ‘laten we ook wat aardiger voor die mbo’ers zijn want die moeten voor onze ouderen zorgen en onze zonnepanelen installeren’.
Al dat applaus is momenteel meer praktisch gemotiveerd dan cultureel ‘embedded’ dat mbo een waardevoller onderdeel van de samenleving is. “Fijn die mbo’ers, maar je gaat toch wel havo en hbo proberen toch? “
Uit cijfers blijkt dat de hoogopgeleiden de afgelopen jaren weliswaar vaker werk vonden op hun niveau, maar ook dat bepaalde beroepen die vroeger door middelbaar opgeleiden werden gedaan nu door hoogopgeleiden worden ingevuld. Dat klinkt misschien positief (“kijk eens, zelfs secretaresses hebben nu een hbo-diploma!”), maar er zit een addertje onder het gras. In sectoren als techniek en in de zorg is namelijk géén toestroom van hoogopgeleiden gekomen om de gaten te vullen die ontstaan doordat steeds minder jongeren voor die beroepen kiezen. Voorbeelden: er kwamen de afgelopen jaren wel veel hoogopgeleide bedrijfskundigen, consultants, artsen, ingenieurs en accountants bij, maar het aantal schilders, metaalbewerkers, verzorgenden en goede secretaresses neemt nog steeds af, zonder dat de hoogopgeleiden die plek innamen. Het gevolg is niet zo lastig voor te stellen omdat we het allemaal zien: een groeiend en steeds nijpender tekort aan vakmensen. De lekkende kraan in metaforische zin: er is een plan gemaakt (door een consultant) om hem te repareren, maar niemand die ‘m daadwerkelijk repareert.
Deze onbalans merken we allemaal. Denk aan de wachtlijsten in de zorg doordat er te weinig verpleegkundigen zijn, terwijl afgestudeerde medisch biologen zonder vast contract zitten. Of aan scholen die schreeuwen om technische docenten, terwijl er een overschot is aan communicatiewetenschappers. De een loopt zich te vervelen aan de koffietafel van een prestigeproject, de ander rent zich de benen uit het lijf op de verpleegafdeling om onze steeds grijzer en zorgbehoevender deel van de samenleving de zorg te bieden die zij hopen te krijgen.
Onze collectieve fixatie op de toren heeft het plein verwaarloosd.
Nu wreekt zich dat.
Mbo als ventiel.
Hoe krijgen we de boel weer in balans? Misschien door het plein te herontdekken en te herwaarderen. Vakmanschap en praktische beroepen zouden we moeten zien als volwaardige, waardevolle carrières. Sterker nog, het beroepsonderwijs (mbo) zou wel eens het ventiel kunnen zijn voor het maatschappelijke onbehagen van jongeren. In plaats van met z’n allen door de smalle torendeur te blijven proppen (om vervolgens boven te constateren dat het vol is, maar als we net iets inschikken, ja, nog een beetje…kom op, buik inhouden..) kunnen we wat lucht uit het ventiel laten en jongeren de ruimte geven zich op het plein te ontwikkelen.
Stel je een scenario voor waarin een leerling kiest voor de techniek of de zorg, zonder het gevoel te hebben dat hij of zij zich moet verantwoorden omdat er geen “wo” op het diploma staat. Zo iemand komt waarschijnlijk sneller aan het werk, en in een beroep dat schreeuwt om mensen. De voldoening van iets maken of iemand direct helpen is bovendien groot. Ondertussen hebben ze niet de torenhoge studieschuld die sommige van hun leeftijdsgenoten wel opbouwen in de hoop op die ene topfunctie. Het mooie is: door meer jongeren naar het plein te leiden, wordt de toren concurrentie automatisch iets minder hevig. Minder elite-overproductie betekent minder frustratie aan de top, en meer aanwas op de broodnodige plekken onderin.
Natuurlijk vergt dit een cultuuromslag. We moeten als samenleving erkennen dat een goede automonteur of een zorgzame ouderverzorger minstens zo essentieel is als de zoveelste beleidsanalist op een ministerie. Dat betekent ook status herverdelen: een mbo’er zou met net zoveel respect behandeld moeten worden als een academica. Pas dan kiezen jongeren echt vrij, en niet alleen uit angst om te falen in de ogen van anderen.
We moeten misschien ook constateren dat ons idee van die torenkamer als ideaal helemaal niet meer zo perfect is als dat we met zn allen zeggen. Het is vol, er zijn niet genoeg stoelen en met al die mensen binnen ontstaan ook irritatie onderling. Bovendien is de verf al wat aan het afbladderen en heeft de vloerbedekking ook zn beste tijd wel gehad. Het is een beetje als in de film La Grande Belleza; we doen met zn allen alsof het heel wat is maar eigenlijk heeft het idee de beste tijd wel gehad.
Pleinberoepen als symbool
Wat dat betreft is het eigenlijk niet zo vreemd dat juist die zogenaamde ‘pleinberoepen’ beter passen bij de netwerksamenleving waarin we terecht zijn gekomen. Op het plein is niemand echt de baas; er is geen trap, geen ladder, geen afdeling Strategie. Daar draait alles om samenwerking, directe impact en wendbaarheid. Precies de eigenschappen die je nodig hebt als verpleegkundige, installateur, onderwijsassistent of servicetechnicus. Misschien staat daarom het onderscheid tussen ‘hoog’ en ‘laag’ opgeleid steeds meer ter discussie: niet omdat het verschil er niet is, maar omdat de samenleving zelf van verticaal naar horizontaal schuift.
De toren meet status in trappen.
Het plein vraagt gewoon of je iets kunt.
In de volgende blog kijk ik hoe ons onderwijs nog steeds doet alsof studenten terechtkomen in een soort corporate versie van Succession, terwijl die hele kantoortuin al lang gesloopt is. Want waarom leiden we jongeren eigenlijk nog op voor kantoortorens, carrièreladdertjes en promotieoorlogen, terwijl ze straks gewoon bezorger of freelancer op een platform worden? Spoiler alert: we bereiden studenten nog altijd voor op een wereld die niet meer bestaat.
Ferguson, N. (2018). The Square and the Tower: Networks and Power, from the Freemasons to Facebook. London: Penguin Books.
Turchin, P. (2023). End Times: Elites, Counter-Elites, and the Path of Political Disintegration. New York: Penguin Random House.
Ehrenreich, B. (1989). Fear of Falling: The Inner Life of the Middle Class. New York: Pantheon Books.
van Iperen, R. (2019). Eigen welzijn eerst (essay).