Uniek (ep.)
Epiloog: Over werk, voorspellingen en verdwalen in de toekomst
Werk. We spenderen er een derde van onze dagen aan en een flink deel van onze identiteit. We hebben hele generaties opgevoed met het idee van de carrièreladder: een keurige opeenvolging van sporten die je één voor één beklimt richting succes. We doen alsof er voor iedereen een keurig uitgestippeld pad klaarligt; als een IKEA-handleiding met genummerde stappen naar een succesvol leven. Maar stiekem weten we beter: de schroefjes die overblijven en de plankjes die niet passen symboliseren de realiteit. De toekomst van werk laat zich niet in een bouwpakket vangen. Sterker nog, zelfs beleidsdenkers erkennen dat de beste voorspelling is dat het anders loopt dan we nu denken. Geen wonder dat uit onderzoek van bijvoorbeeld Dell Technologies en het Institute for the Future bleek dat 85% van de banen in 2030 nu nog niet eens bestaat. En het bleek ok dat als zo’n nieuwe baan opplopt zoals ‘prompt engineer’ dan is deze binnen een jaar alweer obsolete. Onze pogingen om de toekomst te voorspellen zijn vaak zoiets als de Maginot-linie: een imposant verdedigingswerk op de verkeerde plek, de werkelijkheid wandelt er lachend omheen.
Ondertussen ploegt het onderwijs braaf voort alsof er niets aan de hand is. We leiden studenten op voor beroepen waarvan sommigen al verdampen voordat het diploma is uitgereikt. De mismatch tussen onderwijs en arbeidsmarkt is een publiek geheim: veel opleidingen sluiten onvoldoende aan op de razendsnel veranderende behoeften van werkgevers. Terwijl er een schreeuwend tekort is aan technici en zorgmedewerkers, studeren jongeren af in richtingen waar ze vooral leren hoe ze ergens anders moeten bijscholen. In techniek en zorg staan tienduizenden vacatures open maar steeds minder jongeren kiezen voor een technische opleiding, waardoor die tekorten alleen maar groeien. Het resultaat is pijnlijk ironisch: we hebben hoogopgeleide barista’s met burn-outs, terwijl de loodgieter maanden vooruit volgeboekt zit. Tegelijkertijd is het andere uiterste ook niet zo optimaal: Onze samenleving is geen kluswoning. Natuurlijk hebben we meer mensen nodig die dingen maken en repareren; zonder hen geen energietransitie. Maar zonder mensen die nadenken over wáár we heen willen en waarom, bouwen we misschien een perfect geïsoleerd huis in een compleet lelijk land. Economisch gezien loont het trouwens ook: cultuur, geschiedenis en ideeën leveren geen bouten op, maar wel binding, richting en veerkracht. Je hoeft geen filosoof te zijn om dat te snappen; maar het helpt wel.
Alsof dat nog niet genoeg verwarring zaait, dendert de kunstmatige intelligentie het kantoor binnen. Jarenlang koesterden we de gedachte dat vooral lopendebandwerk en routinetaken geautomatiseerd zouden worden. Het tegenovergestelde gebeurt nu: ChatGPT schrijft beter proza dan menig kantoorkoelie, AI-algoritmes analyseren juridische documenten sneller dan advocaten in ivoren torens. Economen zoals David Autor signaleren een kantelpunt: AI zou wel eens meer hoogopgeleiden kunnen vervangen dan laagopgeleiden, voorspelt hij. De klassieke “torenbanen”; de nette kantoorbaan met pakken, vergaderingen en PowerPoint staan plots op losse schroeven. Tegelijkertijd wordt fysiek en relationeel werk belangrijker: bouwvakkers, monteurs, verpleegkundigen, leraren al die beroepen waarbij je echt met dingen of mensen werkt, die laten zich minder makkelijk automatiseren. De ironie wil dat uitgerekend de banen die ooit als “laag” golden nu een soort heilige graal van onvervangbaarheid worden. Terwijl de spreadsheet-managers vrezen voor hun hachje, kan de elektricien gerust ademhalen: robots kunnen (voorlopig) geen stopcontacten monteren met menselijke vriendelijkheid.
Intussen wordt de lineaire carrièreladder steeds meer een museumstuk. Waar vroeger iemand decennia bij dezelfde werkgever sleet en gouden jubileumpennen verzamelde, hoppen jongeren nu van uitdaging naar uitdaging. Een vast contract is mooi meegenomen, maar persoonlijke groei en zingeving zijn belangrijker dan een klok die 40 dienstjaren aftelt. Uit onderzoek van LinkedIn bleek dat hogeropgeleide millennials gemiddeld vier keer van baan wisselen in de eerste tien jaar van hun loopbaan. Vier keer! Ter vergelijking: bij de oude garde van generatie X was dat ongeveer de helft. Die jobhop is niet langer een rode vlag; het is bijna een vereiste op je cv geworden. De carrièreladder maakt plaats voor een klimrek vol zijstapjes, omweggetjes en af en toe een sprong omlaag om later twee sprongen omhoog te maken. Plan je loopbaan te strak uit, en je mist misschien het leukste; of zoals Sheryl Sandberg het verwoordde: “all the good stuff hasn’t been invented yet.” Het streven naar één rechte lijn omhoog is net zoiets als een route uitstippelen met een ouderwetse wegenkaart terwijl de weg continu van vorm verandert.
Waarom blijven we dan toch krampachtig vasthouden aan dat idee van werk als levensdoel, liefst volgens een voorspelbaar pad? Waarom krijgt werk zo’n belangrijke plaats in ons leven dat we er onze identiteit aan ontlenen? We stellen op een feestje bijna automatisch de vraag: "Wat doe jij?";doelend op iemands baan. Alsof je pas bent wat je doet voor de kost. Werk is lang niet slechts een manier om brood op de plank te krijgen, het is een bron van eigenwaarde: DÉ bron van eigenwaarde. Je definieert jezelf als bakker, leraar, advocaat, elektricien of vulploegleider. Maar nu het hebben van een vaste baan minder vanzelfsprekend is, doemt er een filosofisch dilemma op: Als werk niet langer een plicht of zekerheid is, wat blijft er dan over van onze identiteit? Gaan we onszelf heruitvinden als hobbyist, als wereldverbeteraar, als mensen-mens? Of vallen we collectief in een zwart gat van Netflix en verveling?
Die identiteitsvraag wordt nog verwarder door de huidige cultuur van prestatie en profilering. We leven in een tijd waarin authenticiteit het toverwoord is; maar graag wel een Instagramwaardige authenticiteit. Jongeren groeien op met de opdracht “wees jezelf (maar zorg dat het opvalt)”. Socioloog Andreas Reckwitz wijst erop dat onze laatmoderne samenleving draait om het bijzondere en het authentieke; jongeren bouwen indrukwekkende profielen en stapelen ervaringen, allemaal gericht op de blik van de ander. Niet: wie ben ik? Maar: hoe word ik gezien? Resultaat: Geen massale zelfontplooiing van individuen, maar rusteloosheid, prestatiedruk en identiteitsverwarring in een wereld waarin iedereen uniek is. In een wereld waarin alles draait om worden, lijkt zijn verdacht geworden. We rennen onszelf voorbij om maar mee te kunnen in het LinkedIn-circus; altijd bezig uniek te lijken, productief te zijn, zichtbaar te blijven. Iedereen anders, en daardoor uiteindelijk iedereen hetzelfde; opgejaagd door het gevoel nooit genoeg te doen of te zijn. Terwijl de ene helft zichzelf uitroept tot “purpose-driven changemaker” met een persoonlijk missie-statement, zit de andere helft uitgeblust thuis, steeds depressiever scrollend langs andermans schijnbaar betekenisvolle prestaties. Authenticiteit is verworden tot een paradoxale prestatiedwang: je moet uniek zijn, of je telt niet mee.
Misschien is het daarom dat een idee als het universeel basisinkomen de laatste jaren uit de utopische hoek is gekropen en zelfs in keurige boardrooms besproken wordt. Het basisinkomen ( iedere burger een maandelijks bedrag, zonder voorwaarden ) klinkt als iets voor dromers en wereldverbeteraars. Toch hoor je inmiddels ook Silicon Valley-bobo’s zoals Sam Altman van OpenAI en centrale bankiers erover fluisteren. Niet uit liefdadigheid, maar uit koude berekening: als de robots straks onze banen overnemen, wie blijft er dan nog over om de producten en diensten te kopen? Zelfs harde kapitalisten zien een basisinkomen al als een soort veiligheidsventiel om het systeem te behouden; een cruciaal overlevingsmechanisme voor een samenleving die anders vastloopt. Het is een fascinerende omkering: Ooit werd automatisering gevierd als bevrijding van arbeid, nu omarmen we mogelijk een premie op niet-werken zodat de consumentenmachine kan blijven draaien.
Natuurlijk, een basisinkomen roept allerlei vragen op (maakt het ons passief of juist creatiever?), maar het idee alleen al toont hoezeer de klassieke koppeling tussen werken en overleven aan het verschuiven is. Werk is niet meer per se de hoeksteen van maatschappij en identiteit, maar misschien een middel tot een doel en voor sommigen gewoon een optie, geen noodzaak.
In zo’n wilde ‘VUCA’ toekomst, waarin niets meer zeker is behalve onzekerheid, ligt er een belangrijke taak bij hoe we jongeren voorbereiden. We mogen hen niet langer afschepen met alleen die oude mantra van "Wat wil je later worden?". Alsof het leven een enkelvoudige bestemming heeft. De nieuwe generatie heeft meer aan de vraag: "Wie ben je, en hoe wil je in het leven staan?". In plaats van ze op te leiden tot radertjes voor een fabriek die misschien morgen geautomatiseerd wordt, kunnen we ze beter helpen iets te zijn; een eigen individu met veerkracht en vaardigheden in plaats van obsessief bezig te gaan met iets te worden zoals wij met z’n allen aan het doen zijn. Die focus op worden in plaats van zijn is namelijk precies wat hen zo onder druk zet. We hebben jongeren jarenlang voorgehouden dat ze hun unieke droom moeten najagen, maar vergaten te vertellen dat uniek ook maar een vlag is op een steeds wisselend schip. Beter leren we hen dat het oké is om het even niet te weten, om te spelen, te proberen, te falen en weer op te staan. Niet iedereen hoeft influencer, start-up founder of young professional of the year te worden. Liever een jonge mens die een beetje tevreden is met zichzelf, dan een opgebrande twintiger die duizend richtingen is opgeduwd en zichzelf onderweg kwijtgeraakt.
Tot slot, hoe rond ik dit af? Het is natuurlijk een godsgruwelijk complex thema. Maar laat ik een poging wagen: Kunnen we misschien allemaal een tandje minder serieus naar werk kijken. Ja, de toekomst van werk is onzeker, rommelig, misschien zelfs chaotisch. Maar is dat erg? Onvoorspelbaarheid hoeft geen vijand te zijn; het kan ook een speelveld zijn. Als de lineaire route verdwijnt, leren we slingeren aan de klimrekken. Een loopbaan wordt geen optocht over een rechte weg maar een avontuur in een woestijn vol verrassingen. En in plaats van die Maginot-linie op te trekken tegen elke verandering, fortificaties die de toekomst toch wel omzeilt, kunnen we beter leren improviseren met wat er op ons pad komt. De toekomst is geen probleem te zijn zolang we ermee leren spelen. Uiteindelijk is het leven meer Lego dan IKEA: Er is bij beidenl een boekje, maar als je wilt kun je alleen met LEGO bouwstenen eindeloos combineren om iets nieuws te maken. Als we durven.
Voetnoten:
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. (2013). Naar een lerende economie: Investeren in het verdienvermogen van Nederland (Samenvatting). Den Haag: WRR.
Dell Technologies & Institute for the Future. (2017). The Next Era of Human-Machine Partnerships: Emerging Technologies’ Impact on Society & Work in 2030. Palo Alto: IFTF.
Redactie IndustrieVandaag. (2025). Vraag naar technische specialisten zet arbeidsmarkt onder druk. IndustrieVandaag Magazine.
CHRO.nl. (2024). David Autor: ‘AI zal meer hoogopgeleiden vervangen dan laagopgeleiden’. Verslag Schumpeter-lezing.
Huxley, R. (2019). De invloed van Millennials op de arbeidsmarkt. LinkedIn-onderzoek, geciteerd in Huxley Recruitment Report.
Dohmen, A. (2018). Laat werk niet je identiteit bepalen. NRC Handelsblad.
Brand, M. (2023). Waarom jongeren verdwalen op de arbeidsmarkt. Gepubliceerd op maartenbrand.com.
Schinkel, W. (2014). Basisinkomen: een ordebestendigend project? Essay voor De Correspondent.
World Economic Forum. (2023). The Future of Jobs Report 2023. Genève: World Economic Forum. Geraadpleegd op 5 mei 2025, van https://www.weforum.org/publications/the-future-of-jobs-report-2023/
https://www.fastcompany.com/91160672/why-silicon-valley-loves-universal-basic-income