Afstand

Stagiairs op afstand: meer dan wifi en een Zoom-link

Een stagiair begeleiden op afstand klinkt heerlijk efficiënt. Geen reistijd, geen extra stoel op kantoor, misschien zelfs geen koffie die opraakt. Maar een stage is geen Netflix-serie die je vanaf je studentenkamer kunt bingewatchen. Het is een ervaring. En ervaringen laten zich niet bezorgen met een PostNL-track-and-trace.

Daarom begint een stage op afstand niet met technologie.

Eerst de 5W+H, dan pas de W van Waar

Een stage gaat niet om de plek, maar om de rol. Gebruik de ouderwetse journalistieke vragen: wie, wat, wanneer, waarom en hoe. Pas daarna komt waar.

En daar gaat het vaak mis. Bedrijven stellen als eerste de vraag waar. “Kan dit remote? Moet de stagiair op kantoor? Hoeveel dagen fysiek?” Alsof de locatie heilig is. Maar die vraag hoort juist als laatste.

Want als je niet weet wie de stagiair is, wat het doel is, wanneer je begeleiding geeft, waarom je die stage aanbiedt en hoe je samenwerkt… dan maakt het eigenlijk niet uit of je op kantoor of online zit. Dan zit je met z’n allen gewoon in een soort vergaderzaal zonder ramen, te wachten tot iemand koffie haalt.

Neem een software-stage. Wie? Een student die vooral digitaal werkt. Wat? Code schrijven, testen, documenteren. Wanneer? Vaak flexibel, zolang deadlines gehaald worden. Waarom? Omdat je als bedrijf frisse ideeën en nieuwe skills wilt binnenhalen. Hoe? Door begeleiding via korte online check-ins en duidelijke documentatie. Zet je dat allemaal goed neer, dan maakt waar minder uit. Die stagiair kan prima een deel van de week vanuit huis werken zonder dat het leerproces eronder lijdt.

Zet daar een techniek- of horecastage tegenover. Wie? Een student die leert door te doen. Wat? Motorblokken repareren, gasten bedienen, cappuccino’s schuimen. Wanneer? Op de momenten dat de zaak open is of de werkplaats draait. Waarom? Omdat de student ervaring moet opdoen in een échte praktijkomgeving. Hoe? Door directe feedback en fysieke begeleiding naast de machine of achter de bar. Hier maakt waar wél een wereld van verschil. Een motorblok laat zich slecht repareren via Teams, en een cappuccino smaakt nergens naar als je hem achter een webcam probeert te maken. Waar is niet eens een vraag; het is een voldongen feit dat het werk daar moet gebeuren.

Vergeet bij die Wie trouwens niet: het gaat om meer dan de studie, het gaat ook om de mens achter de stagiair. Niet iedere stagiair kan zomaar op afstand werken. Sommige studenten gedijen het beste in de reuring van een kantoor of werkplaats, anderen juist in de rust van hun eigen kamer.

En stel jezelf dan die vraag: maakt het bij die software-stage nou écht uit dat de stagiair fysiek op kantoor zit? Of wil je vooral dat hij of zij onderdeel is van het team? Die wens is legitiem, wenselijk zelfs. Maar is het antwoord dan automatisch: “NAAR KANTOOR JIJ”? Niet zo zeker.

De conclusie: de vraag waar doet ertoe, maar nooit als eerste. Voor sommige stages maakt het weinig uit, voor andere juist alles. Pas als je de andere W’s en de H helder hebt, kun je bepalen hoeveel remote zinvol is; en hoeveel fysieke aanwezigheid onmisbaar blijft.

Dan de hardnekkige mythe over Gen Z: dat ze alleen vrijheid en flexibiliteit willen. Hou daarmee op (met ze ‘Gen Z’ noemen sowieso, dat werkt niet, mr dat is een ander verhaal) Ja, jonge mensen vinden het fijn om hun eigen tijd in te delen. Maar praat met ze, en je hoort vooral iets anders: ze willen verbinding. Niet wifi, maar échte verbinding. Mentorschap. Collega’s die ze kennen. Het gevoel dat ze ergens bij horen. Moet dat op kantoor? Mwah. Het werkt hoor, rustig maar; het is echter niet de enige route.

Een hybride model werkt wel vaak beter dan full remote. Iets als anker-dagen werkt top: momenten waarop stagiairs, begeleiders en collega’s samenkomen. Niet om te controleren of ze niet stiekem uitslapen, maar om samen te leren. Dat voelt meer als een club, minder als een agenda vol vinkjes.

Begeleiden is bovendien geen stopwatchwerk. Je kunt stagiairs niet meten in kwartiertjes Zoom-tijd. Ze willen niet overleven, ze willen floreren. Dat betekent opdrachten die ertoe doen, geen mapjes vullen “omdat dat handig is voor ons archief.” Dat betekent korte feedbackloops, zodat ze niet drie weken in onzekerheid zitten. En dat betekent: duidelijk zijn over waar en wanneer begeleiding beschikbaar is. Dat betekend: Online nog bewuster op dat contact sturen dan je fysiek zou doen. Het is niet WAAR dat hier het probleem is, het zijn de andere W’s.

Het is een beetje als een kasplantje water geven. Doe je het te weinig, dan verpietert het. Gooi je er in één keer een volle gieter op, dan verzuipt het. Kleine, regelmatige beetjes: dáár groeien stagiairs van. Niet in schema’s en Excel-planningen. Die zijn net zo inspirerend als een Michelin-kok die kookt met een magnetron.

Je kunt natuurlijk roepen dat een stage op afstand per definitie een slecht idee is. Maar dat is net zo kort door de bocht als denken dat iedereen op kantoor automatisch betrokken is. Daar zitten ook zat stagiairs de hele dag achter een schermpje te verpieteren alsof ze figurant zijn in The Office. De vraag is dus niet: remote of kantoor? De vraag is: hoe betrek je stagiairs écht? Het antwoord is nooit:“zet ze naast de printer.”

Het begint met een simpele, ongemakkelijke vraag: wat voor leerbedrijf wíl je eigenlijk zijn? Een plek die voelt als een warm bad? Of is het echt jouw doel om als een drive-in bruiloft in Las Vegas te voelen: technisch gezien geldig, maar iedereen voelt dat je de essentie een beetje mist. Studenten pikken dat sneller op dan jij je microfoon weet te un-muten.

Wees je er daarom bewust van dat remote of hybride kan, mits je niet alleen WAAR maar vooral de rest strak organiseert. Want elk mailtje, elke check-in en elk online overleg is eigenlijk een mini-interventie. Het zijn de kruimels waaruit stagiairs hun beeld van jouw bedrijf bakken. Momentjes waarop Gen Z beslist: voelt dit als een club waar ik bij wil horen, of als een spreadsheet waarin ik langzaam wegzak als een vergeten tabblad? Een stagiair die zich gezien voelt, vertelt dat door. Wordt ambassadeur. Een stagiair die zich genegeerd voelt, vertelt dat óók. Niet direct op Google misschien, maar op elk feestje waar jouw naam valt. Dat soort mond-tot-mondreclame is genadeloos; of de stagiair nu naast de kantoorhond zat in jullie bedrijfsverzamelgebouw of thuis achter de computer.

TL/DR: Het maakt niet uit waar je zit; thuis, kantoor, zolderkamer of flexplek zolang je eerst de andere W’s scherp hebt: wie is de stagiair, wat is het doel, wanneer geef je begeleiding, waarom bied je die stage aan en hoe werk je samen.

Pas dán komt de vraag waar.

Draai je de volgorde om, dan krijg je chaos met een wifi-verbinding.

Thank me later.

Vijf tips voor stages op afstand

  1. Begin bij identiteit, niet bij technologie: bepaal wie je wilt zijn als leerbedrijf, dan pas hoe je technologie inzet.

  2. Ontwerp de rol, niet de plek: gebruik de 5W+H en wees helder in je vacature over fysieke vs. remote verwachtingen. Eerst 4W en H. Waar komt als laatste.

  3. Gen Z wil verbinding, niet alleen wifi: organiseer anker-dagen en bied mentorschap, geen controle.

  4. Focus op thriving, niet op schema’s: geef betekenisvol werk, korte feedbackloops en duidelijke begeleiding.

  5. EX = CX, ook bij stages: behandel elke interactie als onderdeel van je employer brand.

Ik schreef een boekje over stagebegeleiding op afstand. Dat kun je hier vinden.

Volgende
Volgende

Haakjes