Lasagne


Over de kunst van het gelaagd begeleiden (en waarom de kaas er zelden overheen smelt)

We houden van driehoeken. School, student, bedrijf.

Ziet er overzichtelijk uit, alsof je met een liniaal een leerproces kunt tekenen. In beleidsstukken zie je het vaak terug: drie hoekpunten, verbonden door dunne lijntjes die veronderstellen dat er communicatie is. Of samenwerking. Of vertrouwen.

Maar laten we eerlijk zijn: zo werkt het zelden. In werkelijkheid is het zelden strak en vaak veel gelaagder. Onvoorspelbaar. Rommelig.


Een stage is geen driehoek. Een stage is een lasagne.


En dat verandert alles.

Niemand bestelt drie ingrediënten op een bord. En dat verspakket in de supermarkt is nog geen eetbaar gerecht.

We doen vaak alsof het leerproces netjes verdeeld is. De school doet de theorie, het bedrijf de praktijk, en de student moet vooral een beetje dankbaar alles opslurpen. Als een spons, maar dan met leerdoelen.

Maar niemand bestelt in een restaurant een tomaat, een handje pasta en een stukje kaas los op een bord. Toch serveren we stages vaak precies zo: drie losse ingrediënten, zelf maar even mengen. Succes! We verwarren de ingrediënten met het gerecht.

Lagen, geen lijntjes

Een goede stage is gelaagd. Zoals een lasagne. Met lagen die elkaar beïnvloeden, waar smaken in doortrekken, waar het bovenste laagje niet hetzelfde smaakt als het onderste. En vooral: waarin niemand precies weet wat de doorslag gaf de saus, de oven, de kok, het type deeg of tomaten.. maar het wérkt.

In dat beeld zit iets essentieels: Stages werken net zo. Die draaien niet om de rol van de school, de student of het bedrijf, maar om de verhoudingen ertussen. En die verhoudingen hebben lagen.

Je hebt de bovenlaag: hoe de student zich voelt bij de begeleider.

De laag eronder: hoe het team omgaat met stagiairs.

En daaronder weer: het systeem waar alles in gebakken wordt; leerdoelen, contactmomenten, contracten.


Of, als we de matroesjka erbij pakken: het ene poppetje zit in het andere. Alles beïnvloedt elkaar. Soms zit er ineens een papieren prop tussen die alle lagen scheef laat vallen: de stagiair krijgt te weinig begeleiding, want de begeleider heeft net een nieuwe manager.

En die manager wil eigenlijk helemaal geen stagiairs.

Want Excel.


Wie is eigenlijk de chef?

In al dat gelaagde is het lastig te bepalen wie de chef is. Want iedereen denkt dat iemand anders wel het overzicht heeft. De school denkt dat het bedrijf het leerproces regelt, het bedrijf denkt dat de docent wel belt als er iets misgaat, en de student denkt vooral: “Is dit normaal?”

Wat je dan krijgt, is lasagne zonder kaas. Of met de kaas nog in de verpakking. Of het idee dat je de losse ingrediënten hebt, dus dat je klaar bent voordat je aan het koken bent begonnen.

Laten we de drie lagen afpellen:

De bovenlaag: kaas en kwetsbaarheid

De bovenste laag is het meest zichtbaar: de relatie tussen de student en de directe begeleider. Hier ontstaan de beroemde uitspraken in evaluatieformulieren als “Jan is zelfstandig” of “Fatima toont leergierigheid.”

Maar eigenlijk zeggen die niks.

Interessanter is: durft Jan fouten te maken bij Fatima? En: lacht Fatima nog na de derde keer uitleggen hoe het CRMsysteem werkt?

In deze laag draait alles om relationeel vakmanschap. Niet om competenties afvinken op een school lijst, maar om aandachtig aanwezig zijn (zowel student als begeleider) Feedback geven zonder dat het voelt als een boete bij de educatieve flitspaal. Hulp bieden zonder dat het betuttelend wordt. En dat vergt oefening. En geduld. En ( oef ) tijd.


De middenlaag: de werkvloer als ovenschaal

Daaronder ligt de context: de werkvloer, het team, de cultuur. Is de begeleider de enige die iets doet met de stagiair? Of helpt het hele team een beetje mee, zoals je met meerdere handen een schaal in de oven schuift?

Hier wordt het verschil gemaakt tussen ‘iemand inwerken’ en ‘iemand vormen’.

En ja, dan moet er soms ruimte gemaakt worden. In agenda’s, maar ook in hoofden. Als werkdruk het enige gespreksonderwerp is, dan verdwijnt de stagiair onderaan de boodschappenlijst. Dan is een stage iets dat “erbij” komt. Net als die salade die je vergeet uit de koelkast te halen.

Maak het bespreekbaar. Doe iets raars, iets kleins: een stagiairvandeweekmok, een vrijdagmiddagleerborrel, een muur met stagesuccesverhalen. Alles beter dan Excelbestanden met codes als STG2025Q2005-Def.


De onderlaag: systemen die niet mogen schiften

En dan de diepste laag: het systeem. Contracten. Schoolafspraken. Leerdoelen. Hoe het bedrijf met stagiairs omgaat, hoe het een thema is (of niet) op directieniveau. De formulieren die niemand ooit meer opent nadat de stage begonnen is. De contactpersoon van de opleiding die onbereikbaar is op woensdag. De werkprocessen die botsen. De studenten die verdwijnen in een pdfbestand. Want excel.

Alle goede intenties kunnen hier afbrokkelen. Als je dit systeem niet meebakt, eindig je als student, als begeleider en als stagecoördinator op school met een glibberige bodem. Alles zakt in.

Wat helpt? Checkins. Tussentijdse afstemming. Niet wachten tot de eindbeoordeling, maar samen het gerecht even proeven halverwege, of iedere paar weken. Wat mist er? Wat schuurt? Waarom reageert niemand meer op dat mooie leerdoel over ‘professionele communicatieve vaardigheden’? En misschien wel het belangrijkste: Krijgen stages de prioriteit van de mensen die de agenda’s bepalen of is het ‘leuk allemaal maar de orderportefeuille, personeelstekort en excel’

Conclusie: vergeet de driehoek. Maak lasagne.

Als we stages blijven zien als drie losse rollen; student, school, bedrijf dan houden we elkaar voor de gek. Dan doen we alsof leerervaringen los leverbaar zijn. Als losse bakjes in een bezorgmaaltijd.

Als niemand zich eigenaar voelt van de hele lasagne, krijg je brokken werkervaring die je met veel moeite nog in stukjes op een bord moet schrapen.

En zo werkt het niet. Een goede stage is niet het bakje met ingrediënten uit de supermarkt; het is het uiteindelijke gerecht. Gelaagd. Onvoorspelbaar. Sappig.

Of de student ervan leert, hangt niet af van één kok, maar van het hele team. Van de sfeer in de keuken. Van de middelen om het gerecht te maken en vanzelfsprekend van de bereidheid om samen iets te maken wat voedt; in plaats van alleen vult, of smaakt.

Volgende
Volgende

Belasting